Het Nederlandse Supplement van

september/oktober 2020

U bent de Christus, de Zoon van de levende God

Er zijn van die gebeurtenissen in de Bijbel, waarvan je jezelf soms afvraagt: waarom gebeurt dat daar op die plek? En wat betekenen die cryptische woorden nou eigenlijk? Niet alles is in één keer lezen direct duidelijk. Dit artikel gaat over een bijzondere gebeurtenis: de reis van Jezus naar Caesarea Filippi.

In één van Zijn reizen bezocht Jezus de Zoon van de levende God met Zijn discipelen de stad Caesarea Filippi, een Griekse stad die buiten het Joodse gebied lag. Het verslag staat beschreven in Mattheüs 16:13-19 en ook in Markus 8 en Lukas 9.

Er staat een aantal bijzondere uitspraken in deze paar verzen en de vraag, die bij u zou kunnen opkomen is: Waarom ging Jezus met Zijn discipelen naar deze stad om deze bijzondere uitspraken te doen?

Het doel van dit artikel is om u te laten zien hoe belangrijk deze gebeurtenis is in het geven van autoriteit aan de Gemeente, de Kerk van God.

Jezus, de Zoon van de levende God

Dit is de vraag die Jezus hun stelde: “Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?” (Mattheüs 16:13), toen Hij was gekomen in het gebied van Caesarea Filippi.

Deze stad lag in het meest noordelijke gedeelte van het Beloofde Land, aan de zuidelijke voet van de berg Hermon. Wat deze stad belangrijk maakte in de tijd van Jezus, was dat er twee belangrijke religieuze centra waren. Allereerst was er de beroemde grot van Pan, die daar volgens de Griekse mythologie geboren zou zijn.

Men noemde de stad dan ook Panéas. Filippus de viervorst verfraaide de stad en noemde haar naar de keizer en naar zichzelf “Caesarea Filippi”. Zijn vader had daar al een witmarmeren tempel gebouwd ter ere van keizer Augustus en had ook een beeld van de keizer dicht bij de grot van Pan geplaatst. Daar werd de keizer goddelijke eer bewezen.

Het is dus uitgerekend op deze plek dat Jezus aan Zijn leerlingen vraagt: “Wie zeggen de mensen dat Ik ben?”

Om uit te leggen waarom het zeer belangrijk was dat dit op deze plek gebeurde, is het nodig om het verband uit
Griekse, Joodse en christelijke religie.

Het is bekend vanuit de Griekse mythologie dat deze Pan een vruchtbaarheidsgod is en wordt afgebeeld als een bok, staande op hoeven, met horens en staart. Dus met het uiterlijk van een satyr. Het is ook algemeen bekend dat de christelijke wereld deze Pan al in de eerste eeuwen na Christus geassocieerd heeft met hoe Satan eruit zou moeten zien.

Dat, terwijl we eigenlijk niet weten hoe Satan eruitziet. We weten enkel dat hij zich voordoet als een engel van het licht (2 Korinthe 11:14).

Dus Pan, de populaire vruchtbaarheidsgod van de Grieken, wordt 3 eeuwen na Christus door de kerk geassocieerd (of gedemoniseerd) met het uiterlijk van Satan.

Pan wordt dus afgebeeld als een satyr, half bok half mens, en dat is interessant, want er staat in de Bijbel natuurlijk wel het één en ander over bokken. Tijdens de uittocht uit Egypte begonnen de Israëlieten entiteiten te aanbidden tijdens hun veertig jaar in de woestijn, die ook “satyrs” werden genoemd (Leviticus 17:1-7). In het Nederlands is het Hebreeuwse woord voor satyr (sa`iyr) vaak vertaald als demon of bokje of wild dier. Letterlijk betekent dit woord “harigen”. Het lijkt erop dat Leviticus 17 vereist dat alle offers moesten worden gebracht bij de tent der samenkomst speciaal om de verering van deze satyrs te stoppen. Offers in de wildernis werden namelijk vaak gebracht ter verering van deze “harigen” of satyrs.

In Leviticus 16 staan de vereisten voor de Grote Verzoendag (lees onze gratis boekjes “Christelijke feestdagen of Gods heilige Dagen” en “Gods plan volgens Zijn heilige Dagen”). Ook hier betrof het een bokje (sa`iyr betekent vaak ook gewoon “bokje”), dat verdreven werd uit het kamp, de woestijn in. Deze werd de weggaande bok genoemd, oftewel Azazel.

Nu is Azazel voor ons geen bekende naam, maar voor de Joden in die tijd was dat anders. In het (apocriefe) boek Henoch (dat zeker bekend was ten tijde van Jezus, want Judas verwijst daarnaar in zijn brief) wordt Azazel genoemd als één van de leiders van de opstandige Wachters, de gevallen engelen, die neergedaald zijn op de berg Hermon.

En dan is de cirkel rond: Pan, de geit-god die werd aanbeden aan de voet van de berg Hermon in de tijd van Jezus Christus, is een satyr net als de geit-demonen van Leviticus en Azazel, de “zondebok”.

Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet deze link Simon Petrus volledig duidelijk zijn geweest toen hij hier bij Caesarea Filippi in de buurt van de grot van Pan, op de vraag van Jezus “Wie zegt u dat Ik ben?”, antwoordde: “U bent de Christus, de Zoon van de levende God” (Mattheüs 16:16).

Verklaring van de Messias

Hoe antwoordde Jezus op deze erkenning dat Hij de Zoon is van de levende God? Met een buitengewoon bijzondere verklaring: “Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is” (Mattheüs 16:17).

Petrus verklaart Jezus als de Christus (oftewel de Messias, de Gezalfde) én dat Jezus de Zoon is van de levende God. Dit is eigenlijk waar deze gebeurtenis allemaal om draait. Jezus wordt hier erkend als de enige Heer. De Messias. De Christus. De Mensenzoon, de Zoon van God.

Dan zegent Jezus Petrus, want Hij zegt: “Zalig bent u …”.

Petrus wordt gezegend omdat hij Jezus als de Christus erkent.

Dit geldt ook voor ons. Wij worden gezegend als we Jezus erkennen en bevestigen als de Christus, de Gezalfde, en als de Zoon van de levende God.

Wat hier verder opvalt, is dat Petrus wordt aangesproken. Later in de Bijbel zien we dat Petrus een belangrijke rol zou krijgen, gekoppeld aan de sleutels van de hemel.

Poorten van de hel

Hoe antwoordde Jezus op deze erkenning dat Hij de Zoon is van de levende God? Met een buitengewoon bijzondere verklaring:

Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg u ook dat u Petrus bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen” (Mattheüs 16:17-18).

Nu is ook beter te begrijpen wat Jezus bedoelde met de woorden “poorten van de hel”.

Op de eerste plaats werd de grot van Pan gezien als de toegangspoort tot de onderwereld, onderaan de voet van de berg waar de opstand van de gevallen engelen plaats had gevonden in de mythologie van de Joden. Op de tweede plaats: poorten zijn Bijbels gezien een representatie van macht en autoriteit.

Het is niet toevallig dat Jezus dáár Zijn vraag stelt! Jezus legt een verklaring af tégen de gevallen engelen en de tegenstander, een verklaring van Zijn goddelijkheid en dat de satan niet zal winnen. Dat deed Hij op “hun” berg, de berg Hermon, zogezegd in het “hol van de leeuw”.

Petros en Petra

In vers 18 zegt Jezus “..dat u Petrus [petros] bent, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen…”. Dus ook hier weer de vraag: Waarom deze bijzondere woorden?

Petros (mannelijke vorm) betekent steen, en petra (vrouwelijke vorm) staat voor rots, en kan enkel – gezien de context – op Christus Zelf slaan. Zie daarvoor ook 1 Korinthe 10:4, waar Paulus hetzelfde woord petra gebruikt om Jezus daarmee te duiden.

Petrus wordt aangesproken, maar eigenlijk wordt met Petrus de gehele toekomstige Kerk aangesproken. Deze belofte is niet enkel gericht op Petrus, maar gericht als een verklaring van de oprichting of de totstandbrenging van Zijn gemeente.

De bijbeldeskundige Matthew Henry, die in het begin van de 18e eeuw een zeer goed en uitgebreid Bijbelcommentaar heeft geschreven van vele duizenden bladzijden, noemt deze verzen in Mattheüs 16:18 en 19 de ‘Koninklijke, goddelijke oorkonde’.

Hij zegt: “Bij gelegenheid van deze grote belijdenis van Christus, die de hulde en trouwbelofte is der kerk, tekende Hij deze Koninklijke en Goddelijke oorkonde, waardoor zij, de kerk, Hem wordt ingelijfd. Zodanig is de gemeenschap tussen Christus en de kerk, de Bruidegom en de bruid.

Van den beginne af heeft God een kerk in de wereld gehad, en zij was gebouwd op de rots van het Beloofde Zaad, Genesis 3:15. Maar dit beloofde Zaad nu gekomen zijnde, was het nodig, dat de kerk een nieuw charter, of grondwet, zou ontvangen, als Christelijke kerk, en in betrekking staande tot een Christus, die reeds gekomen is.”

Zeer interessante woorden, en hoe waar. Er was een nieuw verbond nodig. Daar zien we hier de blauwdruk van. En dat start met de erkenning van Jezus als de Christus, de Zoon van de levende God, en het oprichten van Zijn Gemeente.

Deze erkenning en toezegging wordt gegeven aan Petrus als vertegenwoordiger van de Kerk in de volgende tijdperken.

Sleutels van het Koninkrijk der hemelen

Het houdt niet op met bijzondere woorden, want Jezus gaat verder in vers 19: “En Ik zal u de sleutels van het Koninkrijk der hemelen geven; en wat u bindt op de aarde, zal in de hemelen gebonden zijn; en wat u ontbindt op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn.”

Het is goed om te beseffen dat – in tegenstelling tot vers 18 – Jezus hier álle discipelen adresseert. Het “u” in “Ik zal u de sleutels … geven” is namelijk een meervoudsvorm in het Grieks.

De sleutels van het Koninkrijk der hemelen, zoals hier in vers 19 staat, hebben met een specifieke vorm van autoriteit te maken. Een sleutel staat symbool voor de autoriteit om iets te openen, iets te sluiten of toegang toe te hebben.

Kijk naar Jesaja 22:22 aangaande Eljakim de priester: “En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen. Als hij opendoet, zal niemand sluiten. Als hij sluit, zal niemand opendoen.” Een dienaar van de koning droeg de sleutel van het huis van de koning op zijn schouder, een symbool voor de autoriteit, dat hij door de koning gemandateerd was om de koning te representeren.

Die sleutels van het Koninkrijk der hemelen zijn overigens iets anders dan de sleutel van David. In Openbaring 3:7 wordt immers aangegeven dat deze sleutel van David nu toebehoort aan de zoon van David, de Messias.

Dus de term “sleutels”
(meervoud) heeft te maken met openen en sluiten. Petrus heeft hier een belangrijke rol in gehad.

Geleid door Gods heilige Geest bracht hij op die Pinksterdag in Jeruzalem bij de start van Gods Kerk in Handelingen 2 het woord aan de Joden en Jodengenoten daar en opende als het ware voor hen – de door God geroepenen – de deur tot de Gemeente.

En datzelfde, de deur openen, deed hij voor de heidenen in Handelingen 10.

Christus’ verklaring hier in vers 19 en ook in Mattheüs 18:18 tonen dus dat Zijn discipelen de autoriteit hadden om Jezus te representeren. Ze kregen van Hem dat mandaat.

De discipelen kregen o.a. de opdracht om te onderwijzen aan de wereld wat Hij hun had onderwezen, en om instrumenten te zijn om als dienaren de geroepenen te helpen de weg naar het Koninkrijk van God te leven:

En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld” (Mattheüs 28:18-20).

Binden en ontbinden

In Mattheüs 16:19 wordt de term “binden en ontbinden” gebruikt. De verschillende bijbeluitleggers, zoals Matthew Henry, zijn het hier allemaal redelijk over eens dat dit betekent dat de leiders van Gods Kerk hier dezelfde rechterlijke autoriteit wordt gegeven om bepalingen vast te stellen of uitleg te geven, gebaseerd op de Schrift en de wet, zoals de Joodse leraren van de wet die hadden.

De term “binden en ontbinden” was een gebruikelijke uitdrukking onder de Joden en werd waarschijnlijk onmiddellijk begrepen door de discipelen. Het had te maken met de taak die zij zouden krijgen in Zijn kerk. (Video over Gods kerk)

Het gaat om de autoriteit van ministeriële macht om de Kerk van Christus richting te geven en te besturen onder de autoriteit van Jezus Christus, volgens de regels van de Schrift en de wet.

De macht van de sleutels dient gebruikt te worden als de sleutel die de rechtvaardige rentmeester (zie Lukas 12:42) heeft over het huis en de plaats waar de voedselvoorraad wordt bewaard, en daarbij komt een enorme verantwoordelijkheid.

Om te begrijpen wat Jezus bedoelde met binden en ontbinden, moeten we gaan naar Mattheüs 18:15-18, waar Hij diezelfde woorden gebruikte:

Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn. Voorwaar, Ik zeg u: Alles wat u op de aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn; en alles wat u op de aarde ontbindt, zal in de hemel ontbonden zijn.”

Het betekent niet dat de discipelen de autoriteit hebben te bepalen wie geroepen is of niet, of wie het Koninkrijk mag ingaan. Dat is enkel aan God de Vader maar ze hebben wel de mogelijkheid om sommigen, wiens gedrag verstorend is voor de gemeente, de toegang te weigeren tot de gemeente.

Dit is een grote en soms zware verantwoordelijkheid die onze dienaren, oudsten, herders en opzieners hebben op dit gebied en zij hebben onze gebeden, ons geduld, onze steun daarin hard nodig.

De verheerlijking

Gezien het voorgaande is het logisch dat de verheerlijking van Christus in hoofdstuk 17 óók op dezelfde berg Hermon plaatsvindt. Dit wordt ook wel de transfiguratie genoemd, en enkel Petrus en de broers Jakobus en Johannes waren hiervan getuige. Mozes en Elia verschenen en de stem van God de Vader uit de wolk klonk: “Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!” Een schitterende afsluiting van wat begon met de vraag “Wie zegt u dat Ik ben?

Afsluitend

Zoals we hebben kunnen zien, zit er veel betekenis achter die – op het eerste gezicht – cryptische verzen van Mattheüs 16:18-19. Ten eerste: de erkenning dat Jezus de Zoon is van de levende God. Ten tweede de ‘oorkonde’ van de Kerk, Zijn Gemeente. En ten derde de belofte dat Jezus die zal bouwen en dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen. En dát op de plaats die voor de Joden alles te maken heeft met valse religies van de tegenstander. Dus letterlijk in het hol van de leeuw doet Jezus deze uitspraak en toezegging.

Dit wordt gevolgd door het geven van autoriteit aan de discipelen om Hem te representeren in het verkondigen van het Evangelie van het Koninkrijk van God en in de opbouw van de gemeente, de levende stenen, de Kerk van God, de Bruid van Jezus Christus – Hij Die zal komen in al Zijn macht en luister, zoals de discipelen Hem even mochten zien tijdens de verheerlijking.

© Verenigde Kerk van God, Postbus 93, 2800 AB Gouda. Tel: 06-29601189. info@verenigdekerkvangod.org – www.verenigdekerkvangod.org.

Financieel steunen? Rekeningnummer NL43ABNA0538360747 of NL72INGB0003561825 t.n.v. Verenigde Kerk van God te Gouda. “ANBI geregistreerd”.

Het Nederlandse Supplement van Beyond Today

© Verenigde Kerk van God, Postbus 93, 2800 AB Gouda. Tel: 06-29601189. info@verenigdekerkvangod.org – www.verenigdekerkvangod.org.

Financieel steunen? Rekeningnummer NL43ABNA0538360747 of NL72INGB0003561825 t.n.v. Verenigde Kerk van God te Gouda. “ANBI geregistreerd”.

Het Nederlandse Supplement van Beyond Today

Een gratis exemplaar aanvragen
Vul hieronder uw gegevens in en wij sturen u een gedrukt exemplaar van onze gratis brochure, ‘U bent de Christus, de Zoon van de levende God’.
Abonneer u gratis op Beyond Today!

Vul hieronder uw gegevens in voor een abonnement op onze gratis gedrukte editie van het tweemaandelijkse tijdschrift Beyond Today.

Alle Artikelen

Cookiebeleid

Deze website gebruikt cookies om informatie op uw computer op te slaan. Sommige van deze cookies zijn essentieel om onze site te laten werken en andere helpen ons te verbeteren door ons inzicht te geven in hoe de site wordt gebruikt.

Door onze site te gebruiken aanvaardt u de voorwaarden van ons Privacybeleid.

Ledenruimte

Dit is een besloten gedeelte voor leden en vrienden van de Verenigde kerk van God