
Ledenruimte
Dit is een besloten gedeelte voor leden en vrienden van de Verenigde kerk van God
Welke geboden?
De jongeman die tot Jezus sprak stelde dezelfde vraag als wij. “Hij zeide tot Hem: Welke?” (Mattheüs 19:18). Als antwoord citeerde Jezus vijf van de Tien Geboden die in Exodus 20 worden vermeld: ” Jezus zei: U zult niet doden; u zult geen overspel plegen; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; eer uw vader en moeder” (vers 18-19).
Vervolgens vatte Hij deze vijf geboden samen door te zeggen: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf” (vers 19). De vijf geboden die Jezus noemde betreffen onze relatie met onze naasten. Zij omvatten moord, echtbreuk, diefstal, leugen en eerbied voor de ouders.
Het is dus duidelijk dat Jezus, toen Hij het woord geboden gebruikte, verwees naar de Tien Geboden van Exodus 20 en Deuteronomium 5. Ook al noemde Jezus hier de helft van de Tien Geboden, dan nog zou iemand kunnen veronderstellen dat de dingen na het kruis veranderden.
Om zeker te zijn moeten wij nagaan of de andere schrijvers van het Nieuwe Testament alle of slechts een deel van de geboden vermeldden. Wij zullen nagaan of alle Tien Geboden te vinden zijn in de woorden van Jezus en daarnaast in de brieven van de apostelen, in het bijzonder de geschriften van Paulus, apostel voor de heidenen.
Wij kunnen God niet naar behoren liefhebben, als wij onze naaste niet liefhebben, dus laten wij eerst eens zien of de laatste zes geboden ten aanzien van onze naaste worden herhaald.
Heb uw naaste lief als uzelf
Het vijfde gebod uit Exodus 20 zegt: “Eer uw vader en uw moeder” (vers 12). Wij hebben al gelezen wat Jezus zei in Mattheüs 19:19.
Noemde Paulus dit gebod in zijn geschriften? Hij deed dat zeer zeker.
Hij herhaalde het bijna woord voor woord, en legde bovendien de geestelijke bedoeling van deze wet uit: “Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht” (Efeze 6:1). Paulus’ volgende uitspraak citeert het vijfde gebod en voegt eraan toe dat dit het eerste gebod is met een belofte (vers 2).
Het zesde gebod, tegen doodslag, is door Jezus al in Mattheüs 19:18 gegeven. Het geestelijke doel legde Hij uit in Mattheüs 5:21-22: “Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht.” Dit gebod is dus in zijn geestelijke bedoeling bindender in de tijd van het Nieuwe Testament dan ooit tevoren. Het mag duidelijk zijn dat het nog steeds een zonde is om iemand te vermoorden.
Het volgende gebod verbiedt echtbreuk. Veel mensen willen dit gebod tegenwoordig afschaffen. Jezus toonde echter aan dat het nu zelfs méér omvat dan vóór de periode van het Nieuwe Testament.
Hij benadrukte ook het belang en de geestelijke toepassing van deze wet, toen Hij zei dat het al verkeerd is om zelfs maar te begeren: “Maar Ik zeg u: Een ieder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd” (Mattheüs 5:28). Paulus herhaalde ditzelfde gebod en toonde dat het nog steeds bindend was, zelfs voor de heidenen (Romeinen 13:9).
Het achtste gebod verbiedt diefstal. Jezus herhaalde dit gebod in Mattheüs 19:18, en ditzelfde gebod wordt in Romeinen 13:9 woord voor woord door Paulus herhaald (Efeze 4:28).
Het zesde tot en met het tiende Gebod staan alle in Romeinen 13:9: “Want dit: U zult geen overspel plegen, u zult niet doden, u zult niet stelen, u zult geen vals getuigenis geven, u zult niet begeren, en welk ander gebod er ook is, wordt in dit woord samengevat, namelijk hierin: U zult uw naaste liefhebben als uzelf.”
Merk op dat Paulus, in overeenstemming met Jezus, het houden van de laatste zes geboden samenvatte door te verklaren dat dit de manier is om onze naaste lief te hebben (vers 10).
Hoe God lief te hebben.
Als het een zonde is een van deze laatste zes geboden, die aangeven hoe men zijn naaste moet liefhebben, te schenden, dan moet het beslist een zonde zijn een van de eerste vier te schenden, die de juist manier om God lief te hebben uitleggen. Onze relatie met God is beslist belangrijker dan onze relatie met andere mensen.
God zei: “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben” (Exodus 20:3). Jezus gaf duidelijk te kennen dat dit gebod nog steeds van kracht is, toen Hij Satan berispte: “En Jezus antwoordde en zeide tot hem: “Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen” (Lukas 4:8).
Dit gebod tegen afgoderij wordt elders in het Nieuwe Testament vele malen genoemd. Lees Paulus’ instructie aan de gemeente in Korinthe in 1 Korinthe 10:7: “Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen [de oude Israëlieten].”
Het tweede gebod, dat het aanbidden van of buigen voor beelden verbiedt, wordt door Paulus in Romeinen 1:18-25 in detail gegeven. Hij maakt duidelijk dat de heidense filosofen, die van God wisten, Hem niet als God vereerden. In plaats daarvan begonnen zij de dingen die zij met hun handen maakten te aanbidden. Deze mensen schonden het gebod van God tegen het maken van beelden en het godsdienstige gebruik daarvan.
Jezus leerde dat God geest is en dat wij Hem in geest en in waarheid moeten aanbidden (Johannes 4:24), niet door middel van afgodsbeelden of dingen die door mensen zijn gemaakt.
Het derde gebod verbiedt het ijdel gebruik van Gods naam. Dit wordt vaak aangeduid als de zonde van godslastering. Deze zonde wordt verschillende malen genoemd, zoals in de uitspraak van Paulus in Kolossenzen 3:8: “Maar thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster [godslastering] en vuile taal uit uw mond.”
Jezus liet zien dat dit gebod en een aantal andere nu nog steeds van kracht zijn, en wel door het volgende onderricht: “Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord [zesde gebod], overspel [zevende gebod], ontucht [zevende gebod], diefstal [achtste gebod], valse getuigenissen [negende gebod], godslasteringen [derde gebod]” (Mattheüs 15:19).
Er zijn nog veel meer teksten die duidelijk aangeven dat deze geboden nog steeds van kracht zijn. De meest tot nadenken stemmende daarvan vindt men in 2 Timotheüs 2:19: “Ieder die de Naam van Christus noemt [dat wil zeggen, zichzelf een christen noemt – de naam van God aanneemt], moet zich ver houden van de ongerechtigheid” (1 Johannes 3:4). Ongerechtigheid is zonde en zonde is de overtreding van Gods wet, de Tien Geboden.
Hoe staat met het de sabbat?
“Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt” (Exodus 20:8) is het vierde gebod – het gebod dat de meeste mensen zijn vergeten! Dit is een gebod, waarvan veel mensen ten onrechte beweren dat het is afgeschaft in het Nieuwe Testament. Is het redelijk dat God op zeker moment een van de Tien Geboden zou hebben weggelaten terwijl David zei dat deze geboden waren “vastgesteld voor immer en altoos” (Psalm 111:7-8)?
Het vierde gebod wordt in het Nieuwe Testament duidelijk aangetoond. Hebt u ooit de volgende geïnspireerde tekst gelezen? “Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God” (Hebreeën 4:9).
Dit hoofdstuk in Hebreeën handelt over de duizend jaar van rust die zullen komen voor diegenen van Gods volk die getrouw zijn en Gods beloften erven. Een ‘rust’ wordt verscheidene malen genoemd vóór vers 9.
Het Griekse woord voor ‘rust’ in het eerste deel van dit hoofdstuk is katapausin, maar in vers 9 komt het woord rust van een heel ander Grieks woord, sabbatismos. Dit woord betekent letterlijk “het houden van een sabbat”.
Ieder week is de sabbatsrust een herdenking van de schepping en een voorafschaduwing van de aanstaande duizend jaar van rust. Correct weergegeven luidt dit vers: “Er blijft daarom het onderhouden van de sabbat voor het volk van God.”
Let op deze punten ten aanzien van dit vers: Dit onderhouden van de sabbat blijft. Het is niet vergeten of afgeschaft of aan het kruis genageld. Het blijft voor het volk van God. Wij zijn het (geestelijke) volk van God! Vergeet daarnaast niet dat God de geboden heeft gegeven, opdat Zijn volk (zowel fysiek als geestelijk) tot voorbeeld zou kunnen dienen voor de volken om hen heen (fysiek Israël) als voor de mensen om ons heen (geestelijk Israël). Zie in dit kader Deuteronomium 4:6 en Mattheüs 5:16.
Als het sabbatsgebod er dus nog is, dan is het voor God nog steeds heilig. Wij behoren daarom de sabbat te gedenken en te heiligen zoals God steeds heeft geboden.
Deze dag verbeeldt de rust die God in de scheppingsweek had en eert daarom het feit dat Hij de Schepper is. Deze dag is bovendien een voorafschaduwing van de duizend jaar vrede die God spoedig aan deze wereld zal brengen – de zevende periode van duizend jaar. De regeringen van deze wereld zullen dan ten val komen en Jezus Christus zal over de hele wereld Zijn regering instellen.
Dit gebod om de sabbat te onderhouden wordt ook aangetoond door verschillende andere teksten. Paulus instrueerde ons hem te volgen zoals hij Christus volgde (1 Korinthe 11:1).
Ook Petrus zei ons dat wij behoren te wandelen zoals Christus (1 Petrus 2:211). De apostel Johannes zei hetzelfde in 1 Johannes 2:6.
Christus onderhield de sabbat steeds! Het was zijn gewoonte (Lukas 4:16), en Hij gaf aan zijn discipelen en aan de godsdienstijveraars van die tijd de juiste manier om dat te doen. Hij deed dit door het volmaakte voorbeeld dat Hij gaf. De discipelen moesten Zijn voorbeeld volgen en aan anderen onderwijzen hetzelfde te doen. De instructie die Hij bij zijn afscheid gaf was: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld” (Mattheüs 28:19-20). Dit maakt duidelijk dat Zijn geboden, met inbegrip van de sabbat, nog steeds dienen te worden onderhouden.
Paulus volgde Christus in het onderhouden van de sabbat (Handelingen 17:2) en hij onderwees zowel de heidenen als de Joden op de sabbat (Handelingen 13:42, 44; 18:4).
Verschillende andere teksten in het Nieuwe Testament (Lukas 24:1-2), waarbij de vrouwewn die Jezus vogeden de sabbatrust in acht namen en ook met name in het boek Handelingen, tonen duidelijk aan dat de Kerk in haar beginperiode de sabbat in acht nam. De zondag echter was altijd een werkdag. Jezus zei dat Hij de Heer van de sabbat was, niet de Heer van de zondag (Lukas 6:5). De zondag is niet de rustdag des Heren en is dat ook nooit geweest.
Een nieuw gebod
Wij hebben nu gezien dat in het Nieuwe Testament elk van de Tien Geboden wordt gegeven.
Maar hoe staat het met het ‘nieuwe gebod’ waarover Jezus en de apostel Johannes spraken? Wat was dit nieuwe gebod precies, en heft dit gebod dan misschien de Tien Geboden op of schaft het die af?
“Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt” (Johannes 13:34).
Sommigen nemen aan dat het enige dat wij te doen hebben is elkaar ‘lief te hebben’. Vervolgens interpreteren zij ‘liefhebben’ als iets wat betekent dat zij Gods geboden niet per se letterlijk behoeven te gehoorzamen. Zij nemen als vanzelfsprekend aan dat liefde slechts genegenheid is.
Zij beseffen niet hoezeer Christus Zijn discipelen liefhad. Hij had het soort liefde dat wordt beschreven in 1 Korinthe 13, het soort dat altijd Gods Tien Geboden in acht neemt. Hij had het soort liefde dat Hem Zijn discipelen deed onderwijzen: “Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied” (Johannes 15:14). Dat is het soort liefde waarover Christus sprak toen Hij zijn discipelen vertelde over het nieuwe gebod.
Maar hoe kon dit een nieuw gebod zijn, terwijl aan Israël in vroeger tijden duidelijk was geboden God en de naaste lief te hebben (Deuteronomium 6:5; Leviticus 19:18)?
Let op 2 Johannes 1:5: “En nu vraag ik u, vrouwe, niet alsof ik u een nieuw gebod schrijf, maar dat wat wij vanaf het begin gehad hebben: laten wij elkaar liefhebben.” Liefde is nieuw, maar toch ook oud. De liefde waarover Jezus en Johannes spraken is niet affectie.
De eerste vier geboden laten de manier zien waarop wij onze liefde tot God dienen te uiten, terwijl de laatste zes geboden de manier laten zien waarop wij onze naaste dienen lief te hebben. Het gebod van liefde is daarom niet alleen het gebod dat door Christus aan het begin van zijn bediening aan de discipelen was gegeven, maar ook een manier van leven voor de eerste mens, Adam.
Deze manier van liefde wordt verder bevestigd door Johannes: “Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last” (1 Johannes 5:3).
In plaats van dat het nieuwe gebod van liefde de oude Tien Geboden afschaft, laat dit vers duidelijk zien dat de Tien Geboden alleen maar bevestigd worden in de tijd van het Nieuwe Testament.
Tot slot: een duidelijke verklaring van Jezus Christus
Jezus Zelf ontkende overigens ook ten stelligste dat het Zijn bedoeling was om de sabbat of enig deel van Gods wet te veranderen of af te schaffen.
“Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden,” zei Hij. “Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen” (Mattheüs 5:17).
Het Griekse woord pleroo, vertaald met “vervullen”, betekent “vol maken”. Met andere woorden, Jezus zei dat Hij kwam om de wet volledig en volmaakt te maken. Hoe? Door de geestelijke bedoeling en toepassing van Gods wet te laten zien. Wat Hij bedoelt wordt duidelijk uit de rest van het hoofdstuk, waar Hij uitleg geeft over de geestelijke bedoeling van bepaalde geboden, zoals hiervoor aangehaald.
Sommigen verdraaien de betekenis van “vervullen” en laten Jezus dan zeggen: “Ik ben niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om deze te beëindigen door de vervulling ervan.”
Dit is volledig tegenstrijdig met Zijn eigen woorden. In het gehele verdere hoofdstuk legde Hij uit dat de geestelijke toepassing van de wet het nog moeilijker maakte deze te houden, niet dat de wet was afgeschaft of niet langer noodzakelijk. Jezus maakte duidelijk dat Hij geen enkel deel van Gods wet ongeldig verklaarde: “Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied” (vers 18).
Hier wordt een ander Grieks woord gebruikt voor “vervuld”: ginomai, wat betekent “tot stand komen”. Pas wanneer al het noodzakelijke tot stand zou zijn gekomen, zou er iets van Gods wet kunnen ophouden te bestaan, zei Christus. Om een mogelijk misverstand te voorkomen waarschuwde Hij degenen die zouden trachten Gods wet af te schaffen: “Wie dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen” (vers 19).
In het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, wordt wederom duidelijk gemaakt dat alle Tien Geboden nog steeds gelden en onderhouden dienen te worden: “Zalig zijn zij die Zijn geboden [elk ervan] doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan” (Openbaring 22:14).
We hebben gezien dat elk van de Tien Geboden vandaag de dag nog gelding hebben! Wat gaat u doen? Gaat u God gehoorzamen?
De keuze is aan u!
© Verenigde Kerk van God, Postbus 93, 2800 AB Gouda. Tel: 06-29601189. info@verenigdekerkvangod.org – www.verenigdekerkvangod.org.
Financieel steunen? Rekeningnummer NL43ABNA0538360747 of NL72INGB0003561825 t.n.v. Verenigde Kerk van God te Gouda. “ANBI geregistreerd”.
Het Nederlandse Supplement van Beyond Today
Vul hieronder uw gegevens in voor een abonnement op onze gratis gedrukte editie van het tweemaandelijkse tijdschrift Beyond Today.
Alle Artikelen
Deze website gebruikt cookies om informatie op uw computer op te slaan. Sommige van deze cookies zijn essentieel om onze site te laten werken en andere helpen ons te verbeteren door ons inzicht te geven in hoe de site wordt gebruikt.
Door onze site te gebruiken aanvaardt u de voorwaarden van ons Privacybeleid.
Dit is een besloten gedeelte voor leden en vrienden van de Verenigde kerk van God