Stel u voor dat uw wereld plotseling en onverwacht op zijn kop zou staan, bij wijze van spreken: u zou worden gearresteerd op grond van valse beschuldigingen en u zou uzelf moeten verdedigen tegen uw beschuldigers. Het proces zou meer dan twee jaar duren – twee jaar waarin u niet in staat zou zijn uw gewone leven te leiden. Tot uw vrijspraak zou u huisarrest hebben en anderen zouden beslissen waar u verblijft.
Dat zou waarschijnlijk een grote last zijn voor alle mensen!
Dit is precies wat er met de apostel Paulus gebeurde. De laatste hoofdstukken van Handelingen vertellen over de meer dan twee jaar dat hij geen vrij man was.
Onder zulke omstandigheden zouden sommigen gaan wanhopen en vragen stellen als: “Waarom ik? Wat heb ik gedaan? Waarom gaat God zo met mij om?”
Toegegeven, we weten niet of Paulus in deze periode van zijn leven ook niet minstens af en toe zulke gedachten had. Wat we wel weten is dat hij in deze tijd zo goed als hij kon doorging met zijn werk voor het Evangelie en de zorg voor de gemeente.
Wist u dat vier van de brieven van Paulus in het Nieuwe Testament zijn geschreven tijdens zijn Romeinse gevangenschap? Het zijn de zogenaamde gevangenschapsbrieven Efeze, Kolossenzen, Filippenzen en Filemon. De drie brieven aan de gemeenten in Klein-Azië bevatten belangrijke vermaningen voor een christelijk leven. Ze zijn vol bemoediging, vooral de brief aan de Filippenzen. De brief aan Filemon is een meesterwerk van diplomatie en laat ons zien hoe Paulus als apostel omging met een gemeentelid: als iemand die beleefd smeekt.
Slechts drie dagen na zijn aankomst in Rome was Paulus al aan het getuigen voor Jezus Christus (Handelingen 28:17-23). Zelfs degenen die tot het gevolg van de Romeinse keizer behoorden, wisten van zijn geloof. Paulus’ voorbeeld van vrijmoedigheid in deze situatie sterkte zijn broeders en zusters:
“En ik wil dat u weet, broeders, dat wat er met mij is gebeurd, veeleer tot bevordering van het Evangelie heeft gediend, zodat in het hele gerechtsgebouw en aan alle overigen bekend is geworden dat ik een gevangene ben om Christus’ wil, en dat het merendeel van de broeders in de Heere door mijn gevangenschap vertrouwen heeft gekregen om het Woord nog overvloediger onbevreesd te durven spreken” (Filippenzen 1:12-14).
Paulus’ ervaring laat ons zien dat we in elke situatie een mogelijkheid kunnen vinden om God te dienen, hoe moeilijk die situatie ook lijkt.