“Ik zal niet veel meer met u spreken, want de vorst van deze wereld komt (…) Een korte tijd en u ziet Mij niet, en weer een korte tijd en u zult Mij zien (…) Zij [Jezus’ discipelen] zeiden dan: Wat bedoelt Hij met een korte tijd? Wij weten niet waarover Hij het heeft” (Johannes 14:30, 16:16, 18).
We kunnen ons nauwelijks voorstellen wat Jezus’ leerlingen voelden toen Jezus hun deze woorden vertelde. Hun Vriend, hun Leraar, hun Beschermer zou niet langer bij hen zijn, maar in het openbaar gekruisigd worden en vervolgens van deze aarde worden weggenomen. Waarschijnlijk veroorzaakte Zijn voorspelling angst bij sommigen. Hij vertelde hun ook dat zij als Zijn discipelen vervolgd zouden worden en dat Hij niet langer fysiek bij hen zou zijn om hen te leiden of te troosten.
Wij kunnen ons hun verwarring voorstellen toen zij zich enkele uren later afvroegen waarom Hij, het Brood des levens, zo’n pijnlijke dood moest lijden, terwijl Hij alleen de Vader had behaagd. In de uren na de kruisiging moesten Jezus’ discipelen een tijd doormaken waarin veel van hun landgenoten zich verheugden terwijl zij rouwden.
Hoe vaak hebben we ons niet in een pijnlijke situatie bevonden en ons afgevraagd of iemand zich bekommert om wat we doormaken? Hoe vaak zijn we niet naar vrienden gegaan op zoek naar troost, om van hen de indruk te krijgen dat onze situatie eigenlijk niet zo erg is?
Jezus begreep dat. “De wereld zal zich verblijden; en u zult bedroefd zijn” (Johannes 16:20). Met andere woorden: “Ik begrijp dat dat pijn zal doen.”
We hebben allemaal wel eens een periode van rouw meegemaakt en zullen die waarschijnlijk ook weer meemaken. Misschien hadden we het gevoel dat andere mensen zich niet bewust waren van de diepte of de betekenis van wat we meemaakten. Misschien hebben ze het geminimaliseerd of het laten lijken als iets onbelangrijks.
Als we dit hebben meegemaakt, dan kunnen we denken aan Jezus’ woorden aan Zijn discipelen die hoop geven. Jezus voorspelde hun een tijd van vreugde die niemand hun zou kunnen afnemen. “Uw droefheid zal tot blijdschap worden (…) Ik zal u weerzien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen” (Johannes 16:20, 22).
Jezus wist dat Zijn discipelen om Hem zouden rouwen. Hij wilde niet dat zij eeuwig zouden treuren, en moedigde hen aan met de belofte van een hereniging, die na Zijn opstanding plaatsvond. En op dezelfde manier verzekert de Bijbel ons dat onze rouw, ontmoediging en al het andere dat we ervaren in beproevingen en verzoekingen in onze wandel met God, uiteindelijk niets zal zijn vergeleken met de toekomst die ons wacht wanneer we Jezus zien bij Zijn wederkomst: “Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden” (Romeinen 8:18).
Ik wens u allen een gezegende Sabbat!