Het verhaal van Jozef is ons allen bekend. Dit verhaal bevat enkele verborgen nuances ter overdenking die belangrijk zijn voor onze relatie met God en met onze naaste.
Jozef was 17 jaar toen zijn broers, die jaloers op hem waren, hem verkochten en hij in Egypte terechtkwam. “Jozef was dus naar Egypte gebracht. Potifar, hoveling van de farao, het hoofd van de lijfwacht, een Egyptische man, kocht hem uit de hand van de Ismaëlieten, die hem daarheen gebracht hadden. De HEERE was met Jozef, zodat hij een voorspoedig man was; en hij bleef in het huis van zijn heer, de Egyptenaar” (Genesis 39:1-2). Potifar zag dat Jozef bekwaam was en hij stelde hem aan over zijn huis.
Maar de vrouw van Potifar, die in de Bijbel niet bij naam genoemd wordt, probeerde meerdere keren tevergeefs Jozef te verleiden. Uiteindelijk leidde haar valse beschuldiging tegen Jozef ertoe dat hij in de gevangenis terechtkwam. En ook daar was hij succesvol door Gods zegen, en “het hoofd van de gevangenis gaf al de gevangenen die in de gevangenis waren, in de hand van Jozef; al het werk wat men daar deed, deed hij. Het hoofd van de gevangenis zag naar geen enkel ding meer om van wat in zijn hand was, omdat de HEERE met hem was. Alles wat hij deed, liet de HEERE voorspoedig verlopen” (Genesis 39:22-23).
Toen werden de bakker en de schenker van de farao gevangen gezet. Met Gods hulp legde Jozef hun verontrustende dromen uit, en het geschiedde zoals Jozef hun gezegd had: de bakker werd opgehangen en de schenker mocht de farao weer dienen. Jozef vroeg de schenker of hij zich voor hem c.q. zijn vrijlating wilde inzetten – de schenker “dacht echter niet meer aan Jozef, maar hij vergat hem” (Genesis 40:23).
Twee jaar later had de farao een droom die door niemand uitgelegd kon worden. De schenker herinnerde zich Jozef, en Jozef werd naar de farao gebracht en legde diens droom uit: 7 jaar van overvloed, gevolgd door 7 jaar van hongersnood. Jozef adviseerde ook hoe nu gehandeld zou moeten worden: in de 7 overvloedige jaren moest de overvloed worden opgeslagen om in de 7 jaren van hongersnood de Egyptenaren van eten te kunnen voorzien.
De farao was zo onder de indruk van Jozef, dat hij hem aanstelde als de tweede man van het land en hem belastte met de planning voor de jaren van overvloed en van hongersnood. “En Jozef was dertig jaar oud, toen hij bij de farao, de koning van Egypte, in dienst trad. Toen ging Jozef bij de farao weg en trok heel het land Egypte door” (Genesis 41:46). Dat betekent dat Jozef, nadat zijn broers hem verkocht hadden, 13 jaar als slaaf en als gevangene heeft geleefd, maar de grootste tijd daarvan wel gevangene, nadat hij vals beschuldigd was van verkrachting.
De 7 jaren van overvloed waren voorbij, en de jaren van hongersnood begonnen. Het voedsel werd ook schaars in Kanaän, dus stuurde Jakob zijn zonen tweemaal naar Egypte om graan te kopen. Pas bij de tweede reis naar Egypte, in het tweede jaar van de hongersnood, openbaarde Jozef zich aan zijn broers. Hij was toen 39 jaar oud, 22 jaar nadat zijn broers hem hadden verkocht.
En de reactie van de broers op die bekendmaking van Jozef was begrijpelijk: “Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog? Maar zijn broers waren niet in staat om hem antwoord te geven, want zij waren door schrik voor hem overmand” (Genesis 45:3). Ze waren waarschijnlijk bang voor hem, omdat ze dachten dat Jozef nu waarschijnlijk zijn gram zou halen. Maar Jozef stelde hen gerust: “Maar nu, wees niet bedroefd en laat jullie ogen niet in toorn ontvlammen omdat jullie mij hiernaartoe hebben verkocht, want God heeft mij vóór jullie uit gezonden tot behoud van jullie leven. Deze twee jaren is er immers honger geweest in het midden van het land, en er komen nog vijf jaren waarin er geen ploegen of oogsten zal zijn. God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden” (verzen 5-7).
Was het goed dat zijn broers zich hadden laten leiden door afgunst en hem als slaaf hadden verkocht? Nee, helemaal niet. Maar Jozef was in staat Gods leidende hand hierin te zien.
En nu de nuances. Jozefs broers hadden zijn vader Jakob verteld dat Jozef door een wild dier verscheurd was. Juda herhaalde deze leugen zelfs tegenover Jozef in Egypte: “Wij hebben een oude vader, en die heeft een kind van zijn ouderdom, de jongste [Benjamin]. Zijn broer [Jozef] is dood (…)” (Genesis 44:20). Met hun leugen hadden Jakobs zonen hem veel verdriet bezorgd, en nu moesten ze naar hem terugkeren en hem vertellen (bekennen!) dat Jozef niet dood was. Jakob zal zich afgevraagd hebben, hoe is mijn zoon in Egypte gekomen? En de zonen zullen het hem hebben moeten vertellen.
Hoe reageerde Potifars vrouw, toen Jozef als de tweede man in Egypte werd aangesteld? Wat dacht Potifar, die de beschuldigingen van zijn vrouw geloofd had? Potifar was het hoofd van de lijfwacht van de farao. Als hij nog in functie was toen Jozefs promotie kwam, zullen zij elkaar weer hebben ontmoet. En de schenker, hoe reageerde hij omdat hij Jozef gewoon vergeten was en hem nog twee jaar in de gevangenis had laten zitten? Jozefs gedrag tegenover deze mensen zou ook interessant zijn om te weten. De Bijbel onthult het ons niet. Misschien herkende Jozef hier ook Gods leidende hand.Bij de leugens van de broers van Jozef en de vrouw van Potifar komt een uitspraak van de apostel Paulus aan zijn collega Timotheüs in gedachten: “Van sommige mensen zijn de zonden overduidelijk en gaan die aan hun veroordeling vooraf. Bij anderen komen zij achteraf openbaar” (1 Timotheüs 5:24).
Ik wens u allen een gezegende Sabbat.