Grote dingen worden alleen bereikt door moed. Het kan zijn dat veel mensen grote dingen nastreven, maar grote dingen worden meestal alleen bereikt door moed. Dit geldt ook voor ons en ons doel, namelijk om het Koninkrijk van God binnen te gaan. Welke moed hebben wij nodig om ons dit doel te verwezenlijken?
Het eerste wat nodig is, is het geloof dat God ertoe in staat is. De reactie van Sadrach, Mesach en Abednego op de dreiging van koning Nebukadnezar laat ons zien dat deze drie Hebreeuwse tieners geen twijfel hadden over Wie in staat was tot grote daden in hun ernstige situatie: “Als het moet, kan onze God, Die wij vereren, ons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hij zal ons, o koning, uit uw hand verlossen” (Daniël 3:17).
Hier begint de moed: God is groter dan alles wat we in dit leven meemaken. Hij is groter dan kanker of het verlies van een baan of een gebroken huwelijk. Hij is groter dan onze zonde en schaamte, groter dan het graf. Als geroepenen zijn wij Zijn kinderen, en niets overkomt ons zonder Zijn toestemming. Er valt zelfs geen haar van ons hoofd uit zonder zijn medeweten!
Ten tweede is christelijke moed gebaseerd op de verwachting dat God het zal doen. Sadrach, Mesach en Abednego wisten dat God de macht had om hen te redden. Maar zoals uit het volgende vers blijkt, wisten zij niet hoe het zou aflopen: “Maar ook als Hij dat niet doet . . .” (Daniël 3:18, Het Boek). Ze hadden in hun hart het vermoeden dat God hen zou redden, want ze begrepen Zijn goedheid en Zijn bereidheid om de heerlijkheid van Zijn Naam tentoon te spreiden.
Veel van de grote geloofsdaden in de Bijbel gebeurden niet vanwege een rechtstreeks bevel van God of een duidelijke belofte hoe het zou aflopen. In Psalm 27 vers 13 (GNB) bad koning David: “In dit leven nog zal ik ervaren hoe goed de Heer is. Wat zou ik moeten beginnen als ik daaraan twijfelde?” God laat nu al in ons leven het bewijs van Zijn goedheid zien.
Denk aan hoeveel wonderen van Jezus zijn gebeurd omdat iemand op Jezus’ goedheid vertrouwde zonder belofte of plan, zoals de vrouw die achter Jezus stond en dacht dat ze genezen zou worden als ze maar de zoom van Zijn kleed aanraakte. Ze had moed: ze geloofde dat Jezus het kon en ze verwachtte dat Hij het zou doen.
Tenslotte moeten we de moed niet verliezen als God anders beslist en het niet doet. “En zo niet, het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen vereren en het gouden beeld dat u hebt opgericht, niet zullen aanbidden” (Daniël 3:18).
Sadrach, Mesach en Abednego geloofden dat zelfs als God hen in de oven liet sterven, zij liever in de vlammen zouden sterven dan de gunst van koning Nebukadnezar te genieten en met hem in zijn paleis te leven. Moed gelooft niet alleen dat God groter is dan de test of beproeving, maar gelooft ook dat gehoorzaamheid aan God beter is dan alle alternatieven.
Soms wanneer men voor God kiest, bevrijdt God ons, zoals bij Sadrach, Mesach en Abednego. En soms wanneer men voor God kiest, laat Hij ons lijden, zoals bij Jezus. De vraag die we ons moeten stellen is: als God ons in het vuur laat gaan, hebben we dan de moed om te geloven dat Hij altijd weet wat het beste voor ons is en ons door de beproeving heen laat gaan omdat Hij weet dat het onze kracht niet te boven gaat (1 Korinthe 10:13)?
Hebreeën 11, het geloofshoofdstuk, beschrijft beide gevallen: sommigen werden op wonderbaarlijke wijze gered uit hun beproeving, anderen stierven onder het martelaarschap. Maar allen hadden geloof – en moed. Moge God hetzelfde over ons zeggen!