Toeval? Of goddelijke nadruk?
Vreugde in de kostbare waarheid van God is zonder geloof echter onmogelijk. Wie tot God komt, moet geloven dat Hij beloont wie Hem zoeken”
Het oudst bekende fysieke stukje Nieuwe Testament – mogelijk zelfs uit het jaar 125 – bevat het gesprek tussen Jezus en Pilatus over “waarheid” uit Johannes 18:37-38. In deze passage ondervraagt Pilatus Jezus over Zijn doel op aarde en stelt dan de beroemde vraag: “Wat is waarheid?”
Dit intrigeerde mij, omdat we in de afgelopen vergaderingen van de Raad van Oudsten gesproken hebben over een meer diepgaande toepassing van de visieverklaring van de Kerk, gebaseerd op Efeze 4:15: “maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden, in alles toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus.”
Voor een wereld in haar huidige vorm, wankelend op het randje van een onmetelijke afgrond, is er geen diepzinnigere vraag mogelijk! Onderzoek, gepubliceerd in tijdschriften als Biblical Archaeology Review, wijst uit dat het fragment wellicht slechts enkele tientallen jaren na de dood van de apostel Johannes en het schrijven door hem van de boeken Johannes en Openbaring is gekopieerd. Is het bestaan van zo’n gezaghebbend fragment over de “waarheid” niet een krachtige herinnering voor allen die ogen hebben om te zien?
Als discipelen van Jezus Christus bezitten wij in de Kerk van God het wonderbaarlijke geschenk van de waarheid van God Zelf. Zoals Jezus in de eerste eeuw tot Zijn discipelen zei: “Want voorwaar, Ik zeg u dat veel profeten en rechtvaardigen verlangd hebben te zien wat u ziet, en zij hebben het niet gezien; en te horen wat u hoort, en zij hebben het niet gehoord” (Mattheüs 13:17, cursivering toegevoegd).
In veel opzichten dient het Nieuwe Testament als een verhelderend en welsprekend commentaar op de waarheid die in het Oude Testament is geopenbaard. Jesaja zegt ons: “Het heeft de HEER behaagd, om Zijn gerechtigheid, Zijn wet groot te maken en te verheerlijken” (Jesaja 42:21, vertaling van English Standard Version).
Dat is precies wat Jezus deed in Zijn bediening in de eerste eeuw, zoals we lezen in Mattheüs: “Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen; Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen. Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is. Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en de mensen zo onderwijst, zal de geringstegenoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar wie ze doet en onderwijst, die zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen” (Mattheüs 5:17-19).
Alle profetieën en onderricht van het Oude Testament weerspiegelen en wijzen uiteindelijk naar de komst van Jezus als de Verlosser van de mensheid en de toekomstige Koning der koningen in het komende Koninkrijk van God. De apostel Johannes onthult: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid” (Johannes 1:14).
Natuurlijk begrijpen wij dat wij als mensen de wet niet volmaakt kunnen houden, en dat we ook niet op de een of andere manier redding kunnen “verdienen” door de wet als een dienst der werken te houden. Zoals Paulus ons benadrukt: “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen” (Efeze 2:8-9).
Belangrijk is dat dit niets verandert aan wat Jezus zei over hen die proberen de standaard van de geboden te “versoepelen”, met inbegrip van het houden van de wekelijkse sabbat op de zevende dag van de week en de jaarlijkse Heilige Dagen. De geboden en de onderwijzingen – vervat in het Woord van God – geven richting aan ons gedrag. Zij vertellen ons hoe wij God moeten aanbidden. Zij geven een ongelooflijk inzicht in zowel verleden als toekomst. Zij geven ons blijvende troost wanneer wij ons in pijnlijke beproevingen bevinden. Zij tonen ons hoe wij kunnen slagen, zelfs in dit aardse bestaan. Zij leiden ons op het geestelijke pad naar transformatie en hoe wij de nieuwe mens kunnen aantrekken (Efeze 4:24).
Ze belichamen een geweldig goddelijk geschenk van kostbare, om niet gegeven waarheid! Nu we snel het seizoen van de Heilige Dagen naderen – in het bijzonder het binnenkort te houden Bazuinenfeest, wanneer we de wederkomst vieren van onze oudste Broer en Verlosser, Jezus Christus, als de komende Koning der koningen – is deze waarheid het waard om zorgvuldig over nagedacht en gemediteerd te worden. Het Griekse woord voor waarheid (‘aletheia’) komt 25 keer voor in het Evangelie van Johannes en verschillende andere keren in de brieven van Johannes. Hij was duidelijk geïnspireerd om dit aan de orde te stellen.
Om deze levengevende waarheid te omarmen moeten we Jezus’ leiding volgen en geloven. Zoals Jezus enkele dagen voor Zijn ultieme offer als het Paschalam verklaarde: “Ik ben een licht, in de wereld gekomen opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft” (Johannes 12:46. Het rotsvaste geloof dat wij allen moeten hebben is een onwankelbaar geloof in God. In ditzelfde gedeelte van Johannes, lezen we duidelijk: “Jezus nu riep en zei: Wie in Mij gelooft, gelooft niet alleen in Míj, maar ook in Hem Die Mij gezonden heeft” (vers 44, vertaling van de New American Standard Bible).
We lezen het belang hiervan in het boek Hebreeën: “Zonder geloof is het echter onmogelijk God te behagen. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij beloont wie Hem zoeken” (Hebreeën 11:6).
Ik wil afsluiten met deze gedachte, waarbij ik terugkom op het bijbelfragment dat ik eerder noemde. Nu het Bazuinenfeest volgende week nadert, kunnen we er misschien over nadenken waarom God een heel belangrijk fragment uit de Schrift bewaard heeft, een fragment waarin de volledige inhoud staat van Jezus’ antwoord aan Pilatus, Zijn woorden die door de eeuwen heen weerklinken: “U zegt dat Ik een Koning ben. Hiervoor ben Ik geboren en hiervoor ben Ik in de wereld gekomen: om voor de waarheid te getuigen. Iedereen die uit de waarheid is, geeft aan Mijn stem gehoor” (Johannes 18:37).
Over het laatste Loofhuttenfeest dat Jezus vierde (Johannes 7:2) lezen we het volgende: “Jezus dan zei tegen de Joden die in Hem geloofden: Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen, en u zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Johannes 8:31-32). En zoals we met vreugde geloven en verkondigen: “Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn” (vers 36).
Moge onze Vader ons allen rijkelijk zegenen volgende week, wanneer wij in waarheid zullen samenkomen om te anticiperen op de glorieuze tijd wanneer wij allen die “oproep” en “de bazuin van God” zullen horen, wanneer wij inderdaad geestelijk getransformeerd zullen worden en onze Heiland zullen ontmoeten, wanneer Hij terugkeert naar een wereld die Hem wanhopig nodig heeft (1 Thessalonicenzen 4:16)!
In Christus’ dienst,